Op 1 september 2012 overleed saxofonist Sean Bergin. Op de dag van zijn uitvaart, 10 september, stond er een Naschrift in Trouw, waarin kort werd geciteerd uit een interview dat Bas Maliepaard in 2005 met Sean Bergin had. De complete tekst van dat interview, is hieronder te lezen.
Saxofonist Sean Bergin maakt muzikale reis naar zijn verleden
'Voor Afrikaanse Jazz moet je geen zoete oren hebben'
Door Bas Maliepaard, november 2005
Saxofonist en componist Sean Bergin (57) maakt zinderende smeltkroesmuziek waar de hele wereld in zit. Daarom kreeg hij in 2001 voor zijn oeuvre de belangrijkste jazzprijs van Nederland, de VPRO/Boy Edgar Prijs. Maar van de hele wereld is zijn geboorteland Zuid-Afrika de belangrijkste inspiratiebron. Tijdens de apartheid leerden zwarte Afrikanen de blanke Bergin hoe echte jazz moet klinken. Deze maand brengt hij met zijn band Nansika een cd uit met de beste jazz uit die tijd.
Aan een kast in zijn woonkamer hangt een papier met de woorden: 'Weer aan de slag'. Sean Bergin lacht. ,,Dat is om mezelf een beetje te motiveren. Als ik te lang blijf zitten, zie ik dat briefje hangen en dan denk ik: ja, je moet weer wat gaan doen."
Sean Bergin is veranderd. Dat vindt zijn dochter Una en dat vindt hij zelf. In veel interviews uit het verleden werd hij beschreven als het enfant terrible van de Amsterdamse jazzwereld. Een charmante, temperamentvolle beer van een vent, die zegt waar het op staat, van regels niets moet hebben en behoorlijk aan de drank is. Hij werd zelfs een paar keer uit de Amsterdamse jazztempel het Bimhuis gezet, omdat hij zich volgens de eigenaar misdroeg. ,,Zo’n verhaal doet het natuurlijk goed, maar ik ben veel vaker wél binnengelaten", relativeert Bergin.
Hij is ouder geworden, en wijzer, zegt hij. ,,Ik heb geleerd dat het niet altijd alles of niets hoeft te zijn. Je kunt als een idioot tekeer gaan, maar dan ga je dood. Je kunt ook even goed nadenken over hoe het verder moet en welke gevoelens je verbergt met drank en andere middelen. Dat heb ik gedaan. Ik drink niet meer zoveel en neem de tijd om mooie dingen te maken."
Dat doet Bergin met zijn drie bands, de MOB (afkorting van My Own Band en het Engelse woord voor bende), de Song MOB en Nansika. De MOB's spelen alleen muziek die Bergin zelf heeft gecomponeerd. Nansika richtte hij twee jaar geleden op om, met een kleinere bezetting, stukken van andere componisten te spelen. Op hun eerste cd staan werken van de belangrijkste componisten uit de Zuid-Afrikaanse jazz van de jaren zestig en zeventig: Abdullah Ibrahim, Dudu Pukwana, Chris McGregor, Johnny Dyani en Winston Ngosi.
,,Het spannende aan Zuid-Afrikaanse jazz is dat de muziek zoveel verhalen tegelijk vertelt", zegt Bergin. ,,Elke muzikant speelt een eigen ritme. Je moet heel scherp zijn, goed opletten dat je niet meegaat met de anderen. In Afrika zeggen ze: je moet geen zoete oren hebben. Soms komen de melodieën en ritmes even bij elkaar. Dat klinkt dan extra mooi, omdat je eerst die worsteling hebt gehoord."
Voor Sean Bergin is deze muziek een herinnering aan zijn jeugd in Zuid-Afrika. Hij groeide op in Durban in een links gezin van Schots/Ierse afkomst, dat door de scheepvaart in het zuiden terecht was gekomen. Zijn moeder was jazzliefhebber en had een flink aantal platen waar ze veel naar luisterde. ,,Wij werden niet racistisch opgevoed. Mijn opa verdiepte zich als één van de weinigen in de Afrikaanse talen."
De Engelse kostschool waar Bergin naartoe ging, beviel hem niet ('het was meer controleren dan leren daar'). Op zijn vijftiende hield hij school voor gezien, maar hij kreeg ondertussen wel gratis klarinetles van een muziekleraar die bij toeval Bergins talent had ontdekt.
Via vrienden kwam hij terecht in een illegale jazzclub op een industrieterrein. ,,Ik was toen zeventien en de jazz trok me wel. De club heette 'The Blue Note' en zat boven een fietsenmaker. Drie avonden in de week speelden daar om twaalf uur 's nachts de zwarte Afrikanen uit de townships. De politie was betaald om niet te komen. Het waren mooie nachten, maar het was ook moeilijk. Ik hoorde voor mijn gevoel bij de nieuwe blanken. 'Peace and love', weet je wel. Maar voor de zwarte Afrikanen bleven we gewone blanken. Vriendschap sluiten was haast niet te doen. We probeerden het wel, maar de zwarte mensen waren bang en ik voelde me bij voorbaat al schuldig. Als we gepakt werden, wist je zeker dat de zwarte veel erger gestraft werd dan jij."
Bergin vertrok eind jaren zestig naar Kaapstad. Daar was het altijd al een mengelmoes van culturen geweest, dus de apartheid was er minder sterk aanwezig. ,,Ik kocht er mijn eerste saxofoon en kreeg werk in een bluesclub voor matrozen en dames van de nacht. Ik speelde in een gemengde band, zwart en blank bij elkaar. Dat was pas muziek maken."
Toch vertrokken steeds meer vrienden van Bergin naar Europa, omdat het racistische klimaat hen opbrak. ,,Ze schreven me brieven met geweldige verhalen. Zíj hadden de beroemde bassist Charles Mingus zien spelen, dus ik werd jaloers en wilde ook naar Londen."
Bergin ging en werd straatmuzikant in de Britse hoofdstad. ,,Er hing daar een hele creatieve sfeer. Europese musici waren de gezapige Amerikaanse jazz zat. Het was te gelikt, te veel feelgood music. Jazz was iets voor rijke studenten geworden en later hoorde je het zelfs in de supermarkt! Ik zeg niet dat jazz in de goot had moeten blijven; de clichés met drank, drugs en hoeren zijn het andere uiterste. Maar de creativiteit was eruit. Deze muziek is van oorsprong revolutionair en dat kwam gelukkig weer terug toen de Afrikanen in Londen kwamen. Zij hadden hun strijd tegen de apartheid en dat verbond ze met de Europese muzikanten, die streden tegen de gevestigde muzikale orde."
Via een aantal bands kwam Sean Bergin uiteindelijk in Amsterdam terecht. Daar besloot hij te blijven, omdat 'het een wereldstad is waar je alles op de fiets kunt doen'. Maar Zuid-Afrika verdween nooit uit zijn leven. In Bergins composities klinkt naast de Caribische en Surinaamse ritmes en de Amerikaanse lijnen altijd de Afrikaanse kwela, of 'fluitjesjazz' door. Met Nansika speelt hij geen eigen werk, maar legt hij wel improviserend verbanden tussen de stukken. Zo knoopt Bergin er zijn eigen verhaal aan vast. Er zijn bijvoorbeeld imitaties van dierengeluiden te horen en een persiflage op een Kaapstads straatbandje.
,,Dat kan met de Afrikaanse jazz heel goed, omdat het oorspronkelijk alleen improvisatie was", zegt Bergin. ,,De muzikanten speelden een tijd lang een zelfde melodie en gingen na een teken van een bandlid over op een andere melodie. Vaak was zo'n teken trouwens niet nodig; de muzikanten hoorden welke richting de muziek opging. Tijdens zo’n improvisatie ben je soms heel kwetsbaar. Als de muziek een andere kant op gaat, kom je als het ware in nomansland. Tegen de tijd dat je het landschap kent, word je weer naar een andere omgeving gestuurd."
Bergin wil niet teveel vast zitten aan de bladmuziek, hij wil de grenzen van de compositie opzoeken en ze pushen. ,,Als je muziek speelt moet je létterlijk spelen, lol maken, loskomen van de techniek. Op een gegeven moment moet je het zelf gaan doen, dan kun je niet blijven hangen bij wat op papier staat. Zo heeft dat nooit gewerkt in de jazz. Mijn leraar liet me eens een stukje van Miles Davis instuderen. Acht maten, ongeveer. Toen ik naar de rest vroeg, zei hij: 'Die krijg je niet. Verzin zelf maar hoe het verder gaat'. Hij heeft gelijk, dacht ik. Anderen nadoen is saai. Je moet iets van jezelf toevoegen, dan gaat het leven."
Iets van hemzelf. Wat dat precies is, daar is Bergin nog niet helemaal achter. De laatste tijd heeft hij veel eigen werk van vroeger opnieuw gespeeld. Moeilijk, vindt hij: ,,Van de zes stukken blijven er twee overeind. Ik merk dat ik veel composities leuk vind, maar dat is niet genoeg. Het moet goed zijn en dat is het pas als alles in het stuk samensmelt, als alle noten en ritmes met elkaar samenwerken."
Dus de jury van de Boy Edgar Prijs had gelijk: aan de smeltkroes herken je Bergin? ,,Dat hebben ze misschien wel goed gezien, ja. In mijn muziek komt veel bij elkaar." Maar het belangrijkste ingrediënt blijft Zuid-Afrika. ,,Dat is muziek die ik altijd zal blijven spelen. Daar voel ik me in thuis. Ik heb ooit een tijd gedacht dat ik een Ier was, omdat mijn familie daar vandaan komt. Maar ik was helemaal niet zo goed in het uitvoeren van Ierse muziek. Iedereen zei tegen me: 'Sean, blijf jij nou maar Afrikaanse muziek spelen. Daar ben je goed in. Dat hoort bij je.'"
Meer informatie over Sean Bergin en zijn bands is te vinden op zijn website.