 | Zo'n verknipte hoofdpersoon als Jonas (14) uit 'Bijt!' kom je niet vaak tegen in een jeugdroman. Het contrast tussen zijn zeer verzorgde uiterlijk – altijd strak in pak, haar gladjes naar achteren – en zijn gedrag kan bijna niet groter. Jonas is de vuilgebekte clown van de klas, die aan de lopende band knetterend vloekt (steeds in keiharde kapitalen afgedrukt), zijn slappe docent brutaal toespreekt en de borsten van zijn nieuwe klasgenootje Tone op haar eerste dag publiekelijk 'pornotieten' noemt.
Zijn schoolgenoten weten niet goed wat ze met Jonas aan moeten, omdat zijn sociale antennes volledig ontbreken en hij niet op tijd afremt. Ze lachen om zijn lawaai, maar duwen ook zijn hoofd in de wc. Jonas is een weirdo en kan zijn opzichtige isolement niet doorbreken.
Via korte flashbacks kom je erachter hoe hij zo is geworden. Zijn moeder reed zes jaar geleden in beschonken toestand een man dood en zit sindsdien in de gevangenis. Tijdens zijn bezoekjes aan haar heeft Jonas zijn leven steeds mooier voorgespiegeld dan het in werkelijkheid was. Nu moeder bijna vrijkomt, beseft Jonas dat hij door de mand zal vallen. Hij is niet populair, heeft geen vriendinnetje, haalt geen goede cijfers.
Hilde Hagerup beschrijft zijn toenemende ontreddering zo confronterend en in zulke verbeten, snoeiharde taal dat je er ongemakkelijk van wordt. Dit is zeker geen boek voor tere zielen. Echt vat op Jonas krijg je bovendien niet, daarvoor is hij te onvoorspelbaar, te explosief, te gestoord. Maar die akelige ongrijpbaarheid is wel het sterkste element van deze roman, want juist dit moet Jonas voelen als het zijn leven aangaat. Hij is door alle volwassenen in de steek gelaten en is zichzelf daardoor ook nog eens kwijtgeraakt. Grotere eenzaamheid bestaat er niet.
Dat maakt zijn verloren schreeuw om aandacht, waarvan 'Bijt!' het intense verslag is, aangrijpend en ontregelend. Hoewel het verhaal niet expliciet goed afloopt, biedt Hagerup wel hoop. Persson, het drinkmaatje van Jonas' vader, weet als enige door te dringen tot de kern van Jonas' pijn. En die is universeel. |