 | Sinds haar lievelingsoom Martijn een nieuwe vriend heeft, is Kleine Klaas-Jan - die eigenlijk Ella heet - een fel en vooral jaloers opdondertje geworden. Ze doet er alles aan om Pim het leven zuur te maken: ze bestrooit zijn schoenen met suiker en maakt de wc-rol kleddernat voor hij naar het toilet gaat. Niemand mag aan háár Martijn komen, niemand mag net zulke leuke dingen met hem doen als zij! En zeker niet zo'n suffe lummel als Pim.
Hoewel het er behoorlijk pittig aan toe gaat in 'Kleine Klaas-Jan en oom lieveling', wordt het nergens een akelig prentenboek. De Zweedse Pija Lindenbaum beschrijft Klaas-Jans verongelijkte houding juist erg grappig. Ze vertelt bovendien niet alleen over jaloezie, maar ook over 'anders zijn', vooroordelen en vriendschap.
Kleine Klaas-Jan wijkt overduidelijk af van andere meisjes: ze is stoer, houdt van voetballen en heeft een jongensbijnaam. Haar oom is net zo bijzonder als zij: flamboyant, homoseksueel, nogal speels voor een volwassene en 'man van de wereld'.
Klaas-Jans andere ooms zijn oersaaie ambtenaren en ook Pim is naar haar smaak veel te gewoontjes. Maar uiteindelijk ontdekt ze dat elk mens, hoe uitzonderlijk of gemiddeld ook, op zijn eigen manier waardevol is. Als Martijn griep heeft, móet ze wel met Pim omgaan en blijkt hij goed te kunnen voetballen. Iets waar Martijn geen kei in is.
Prettig gestoord zou je het verhaal, maar ook de kleurrijke aquareltekeningen in dit boek kunnen noemen. Lindenbaum heeft een swingende, humoristische stijl. Ze zet haar lezers op het verkeerde been door te spelen met perspectief en verhoudingen: alles staat schots en scheef en lijkt te 'dansen'. De valse blikken van Klaas-Jan zijn niet mis te verstaan, haar jaloerse acties ook niet, maar door de vrolijke entourage komt dat nergens écht onsympathiek over. Dat Lindenbaum op die manier van een negatieve emotie een plezierig prentenboek maakt, is een prestatie. |