 |
Het derde kinderboek van Jef Aerts speelt in het nu, maar ademt de mysterieuze sfeer van een oud sprookje. Dat heeft vooral te maken met het ongewone decor. Op de eerste bladzijde al ben je getuige van sneeuwruimers die bulderend ‘als grote dieren’ een ijsweg schoonvegen over het bevroren meer tussen de grote stad en het dorp Winteroever, waar Matti (12) woont.
Die gebeurtenis, op de koudste dag van het jaar (het is -24!), wordt traditioneel gevierd met een dorpsfeest. Maar Matti heeft iets anders aan zijn hoofd. Doordat zijn vader, glas-in-lood-maker, al een jaar depressief op de bank ligt, verkeert het gezin in geldproblemen. Neef Jarno (18) stelt voor vaders kostbare Siamese kempvissen, die in aparte weckpotten in de bijkeuken wonen, op het dorpsfeest tegen elkaar te laten vechten. Toeschouwers kunnen geld inzetten en na afloop de winnende vis kopen.
Moeder stemt in, maar Matti wil voorkomen dat de lievelingsvis van zijn vader zich doodvecht. Hij besluit het tropische dier in een warmwaterkruik te voet over de ijsweg naar de universiteitsaquaria in de stad te brengen, waar hij vroeger vaak met papa naar ging kijken. Een reddingsactie die eigenlijk een ultieme poging is om tot zijn apathische vader door te dringen.
Een wonderlijk verhaal, maar Aerts sleept je mee en maakt het spannend: Matti heeft twee uur de tijd voordat het water in de kruik teveel afkoelt en de vis sterft. Maar de barre tocht in het donker is op zichzelf ook al griezelig: ‘Tsjiewie! Tsjiewoewie! Doekdoekdoekdoek’, zingt het ijs.
Midden op het meer ontmoet Matti het slechtziende meisje Drika, dat van huis is weggelopen. De twee trekken samen op en vertellen na enige aarzeling over hun geheime missies. De geloofwaardigheid komt in het geding als Matti de vis in een plastic zakje overgiet en onder zijn jas verder draagt. Dat weerhoudt hem er vreemd genoeg niet van zich in de sneeuw te werpen en door een piepklein raam het universiteitsgebouw binnen te klimmen (dat kennelijk geen inbraakalarm heeft).
Aerts schrijft helder en beeldrijk, maar een enkele keer klinkt zijn taal te gezwollen: “zelfs toen ze in hun herwonnen vrolijkheid onderuit gingen…”, “Het is je eigen hartenklop die hem warm houdt”, “genegenheid is het beste medicijn”. Maar dat soort schoonheidsfoutjes doen uiteindelijk weinig af aan dit gloedvolle winteravontuur.
Jef Aerts: Vissen smelten niet. Querido, Amsterdam. 151 blz. € 13,95. Vanaf 10 jaar.
|